Onlangs is de prachtige korte en bekroonde film “Alter” verschenen over hoe de belevingswereld van iemand met DIS (Dissociatieve Identiteitsstoornis) kan zijn.
Ik vind deze film belangrijk om te laten zien want er is nog zo weinig bekend van deze aandoening en tegelijkertijd is er zoveel controverse. Anders dan films op bijvoorbeeld Netflix doen veronderstellen zijn deze mensen niet gevaarlijk maar hebben juist veel begrip en erkenning nodig om zich überhaupt veilig te voelen.
Dissociatieve delen of alters hebben een functie. Het zijn overlevingsstrategieën die vroeg in het leven zijn gevormd om de ondraaglijke gevoelens te kunnen hanteren. Gevoelens die samengaan met de herinneringen van de afschuwelijke situaties waarin deze mensen zich bevonden (structureel misbruik, mishandeling, verwaarlozing, etc). Het is onder andere de amnesie (geheugenverlies) die het leven van mensen die lijden onder structurele dissociatie zo complex maakt. Hoe dit werkt komt in deze film duidelijk naar voren.
Er is veel om (traumagerelateerde) dissociatie te doen. Ook al beweert een aantal wetenschappers dat dissociatie en daarmee DIS niet bestaat en dat de symptomen in korte tijd zijn op te lossen, zie ik om mij heen het tegenovergestelde gebeuren. Met de komst van trauma-centra waarin je in acht dagen van je trauma verlost zou zijn, wordt vaak over het hoofd gezien dat trauma zich opslaat in het lichaam. En zeker wanneer er een (verborgen) dissociatieve stoornis speelt, kunnen deze trajecten sterk ontregelend werken. Zo sterk dat het hele systeem van dissociatieve delen overhoop komt te liggen. Dit roept dan zoveel onveiligheid op bij de persoon dat er veel tijd en moeite nodig is om weer wat stabiliteit te krijgen in het systeem.
Het werken met dissociatieve delen is een precair en kwetsbaar proces. Er zijn helaas nog te weinig therapeuten die kunnen werken met de fase-gerichte behandeling zoals vastgelegd in de GGZ-standaard. Zeker in de specialistische GGZ is er weinig aanbod en zijn de wachttijden lang. Vaak komen mensen met deze problematiek op de verkeerde plek terecht met als gevolg dat ze zich niet gezien of gehoord voelen, wat soms leidt tot hertraumatisering. In de complementaire zorg zie ik veel therapeuten die wel kunnen werken met delen, maar meer op een oppervlakkige manier. Ze zijn vaak niet toegerust om met de complexe dissociatieve systemen en de hechtingsproblemen van deze groep om te gaan. Hier lopen trajecten dan op ‘vast’ of wordt er te oppervlakkig gewerkt. De diep weggestopte traumadelen blijven dan verborgen en de therapeut wordt dan door de overlevingsdelen om de tuin geleid. Je zult begrijpen dat dit uiteindelijk een verspilling is van tijd en geld. Daarentegen hebben ze veel andere kwaliteiten die behulpzaam kunnen zijn in het herstel, zoals de lichaamsgerichte benadering die je nog nauwelijks tegenkomt in de reguliere zorg.
Ik pleit er daarom voor dat er een betere samenwerking mag ontstaan tussen de reguliere en complementaire zorg. Dit zal een groot verschil kunnen maken in de wachtlijstproblematiek. Wat hiervoor nodig is, is onderling vertrouwen. Er bestaan echt goede complementair therapeuten die het vermogen hebben om hiermee te werken. Ze hebben vaak alleen ruggesteun nodig van een team. Hiernaast, zeg ik tegen de complementaire behandelaars, bestaat er veel welwillendheid, ruimdenkendheid en kunde onder de reguliere behandelaars. Zeker die zijn getraind in het werken met dissociatieve stoornissen.
Bij de Trauma Academie van CELEVT snapt men dit, hier kan je als GGZ professional maar ook als (goed opgeleide) complementair therapeut de trauma-opleiding volgen, speciaal voor deze doelgroep.
Mocht je met mensen werken die lijden onder vroegkinderlijk trauma, 27 t/m 29 mei 2022 geef ik een drie-daagse retraite voor professionals waarin je je zelfregulatie leert vergroten, die je nodig hebt in het werken met deze problematiek. Dit draagt bij aan het vergroten van jouw ervaringsgerichte kennis en zelfinzicht om je te kunnen verbinden met de belevingswereld van mensen met PTSS, CPTSS, AGDS en DIS.